Bref résumé
Dirk II, seigneur de Valkenburg, donne à l'administrateur et au couvent du monastère Sint-Gerlach à Houthem neuf arpents de terre à Hatersbruc et quatre arpents dans son fief à Houthem, ainsi qu'une cession de quinze shillings de Liège. Le monastère lui devait ce paiement en raison d'un don antérieur de quatre marks. Dirk stipule également que le monastère est tenu d'allouer chaque année un mark de ces dons pour le service commémoratif de l'anniversaire du décès de son épouse Berta et trois marks pour la célébration perpétuelle d'une messe quotidienne pour les défunts.
Texte latin de la charte
Nosa Theodericus, dominus de Ualkinburgh, notum facimus universis presentes litteras inspecturis quod nos assignavimus in manus et potestatem prepositi et conventus ecclesie sancti Gerlaci, Premonstratensis ordinis, Leodiensis dyocesis, de bonis nostris novem bonuaria terre in Hatersbruc iacentia et quatuor bonuaria in allodio nostro apud Holthem iacentia cum fructu et utilitate eorum, insuper et quundecimb solidos Leodiensis census, in quibus nobis eadem ecclesia tenetur annuatim pro reditibus quatuor marcarum, quos in elomosinamc contulimus ecclesie memorate. Ordinavimus autem amministrari predictas IIIIor marcas in hunc modum: in die videlicet anniversarii bone memorie domine Berte, quondam uxoris nostre, dabitur iamdicte domus conventui ad pitanciam una marca, de reliquis vero tribus marcis procurabitur a iamdicto preposito et conventu missa pro defunctis singulis diebus perpetuo celebrari. Si vero placuerit nobis sive nostris heredibus, possumus sepedicto preposito et conventui dare quadraginta marcas Coloniensis, quibus ipsi reditus quatuor marcarum conparabuntd unde predicta pitantia persolvetur et predicte misse celebrari procurabuntur; et sic prefata terra et census prenominatus ad nos sive ad nostros heredes libere revertetur.
Huius facti testes sunt: Engelbertus, frater noster, Leodiensis archidyaconus, Alardus de Hafkisdale, Gozuinus dictus Dukere et Adam de Haren, milites.
Et ut ratum maneat et robur firmitatis obtineat, fecimus presentes litteras tam nostri sigilli quam prefatorum Engelberti, fratris nostri, Leodiensis archidyaconi, Alardi de Hafkisdale, Gozuini dicti Dukere et Ade de Haren sigillorum munimine roborari.
Actum et datum anno Domini millesimo ducentesimo quinquagesimo quarto, die dominicoe infra octavam apostolorumf Petri et Pauli.
a hiervoor aanvangsteken, vergrote initiaal A.
b aldus A,lees quindecim.
c aldus A, lees elemosinam.
d aldus A,lees comparabunt.
e aldus A, lees dominica.
f vanaf apostolorum tot slotwoord onder depliek A.
Traduction en néerlandais
Dirk, heer van Valkenburg, heeft in handen en bezit van proost en convent van het premonstratenzerklooster Sint-Gerlach, in het bisdom Luik, negen bunder land uit zijn goederen te Hatersbruc gesteld en vier in zijn allodium te Houthem, met de opbrengst en het gebruik, alsmede een cijns van vijftien schelling Luiks die het klooster hem jaarlijks verschuldigd is voor de inkomsten van vier mark die hij aan het klooster heeft geschonken. Dirk heeft bepaald dat deze vier mark als volgt moet worden uitgekeerd: bij het jaargetijde van vrouwe Berta, zijn overleden echtgenote, een pitantie van één mark aan het convent; van de overige drie mark zal dagelijks in eeuwigheid door proost en convent een mis voor alle overledenen worden opgedragen. Indien Dirk of zijn erfgenamen het zouden willen, kunnen zij aan proost en convent veertig mark Keuls geven om de inkomsten van vier mark te kopen, waarmee de pitantie zal worden gedaan en de missen opgedragen; en zo zal de genoemde grond en cijns weer vrij aan Dirk of aan zijn erfgenamen terugvallen.
Getuigen zijn: Engelbert, broer van Dirk, heer van Valkenburg, aartsdiaken van Luik, Alard van Haasdal, Gozewijn Dukere en Adam van Borgharen, ridders.
Dirk, heer van Valkenburg, zijn broer Engelbert, aartsdiaken van Luik, Alard van Haasdal, Gozewijn Dukere en Adam van Borgharen hebben bezegeld.
Gedaan en gegeven op 5 juli 1254.
Nadere toelichting
Lees meerDirk II, heer van Valkenburg, schenkt aan proost en convent van het klooster Sint-Gerlach negen bunder land te Hatersbruc, vier in zijn allodium te Houthem en een cijns van vijftien schelling Luiks die het klooster hem verschuldigd was wegens een eerdere schenking van vier mark. Hij bepaalt tevens dat het klooster gehouden is daaruit jaarlijks een mark te bestemmen voor de pitantie bij het jaargetijde van zijn echtgenote Berta en drie mark voor het eeuwigdurend opdragen van een dagelijkse mis voor de overledenen.
Origineel
A. Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 152, reg. nr. 9. Gelinieerd.
Aantekeningen op de achterzijde: 1° door laatste kwart 14e-eeuwse hand: Littera de IX bonuaria terre et de IIII bonuaria etcetera. – 2° door laatste kwart 14e-eeuwse hand: L j. – 3° door 17e-eeuwse hand: 1254. – 4° door 18e-eeuwse hand: Num. 70.
Bezegeling: drie uithangend bevestigde, dubbel doorgestoken zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Dirk II, heer van Valkenburg, van bruine was, beschadigd, met CS1, beschadigd. – S2 van Engelbert (van Valkenburg), aartsdiaken van Luik, van groene was, beschadigd. – S3 van Alard van Haasdal, ridder, van bruine was, gaaf; en twee bevestigingen, vermoedelijk voor de aangekondigde zegels van Gozewijn Dukere, ridder, en Adam van Borgharen, ridder, (SD4 en SD5). Voor een beschrijving en afbeelding van S1, S2 en S3, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, respectievelijk 158, 150-151 en 160.
Afschrift
B. 1736, Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 1 (cartularium) = Privelegien ende register der obligatien en andere erffcontracten des adelijcken cloosters van St. Gerlach, p. 115-116, onder de rubriek: Littere Theodorici, domini de Valckenburgh, de novem bonnariis terre et quatuor (verbeterd uit andere letters) iacentibus in Hatersbruc et in Holtheijm, en in de marge: Num. 70, met opgave van vijf bezegelingsplaatsen, naar A.
Uitgave
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris St. Gerlach, IV, 12-13, nr. 8, naar A.
Regesten
Haas, Inventaris Sint Gerlach, 70-71, reg. nr. 9. – Idem, Chronologische lijst, 48, reg. nr. 102.
Ontstaan
De schrijfhand van onderhavige oorkonde vertoont gelijkenis met die in een schepenoorkonde van Maastricht uit 1254 inzake een geschil waarbij proost en convent van Sint-Gerlach betrokken zijn, alsmede met de hand die vier jaar later twee oorkonden mundeerde voor het klooster Sint-Gerlach, zie infra nrs. 9, 13 en 14. Deze originelen hebben ook een identieke karakteristieke opmaak: de scriptor heeft de oorkondetekst niet op de aangebrachte liniёring geschreven, maar ruim boven deze lijnen.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet goed zichtbaar.
partenaires
donateurs