Bref résumé
Jan, administrateur, et le couvent du monastère Sint-Gerlach à Houthem annoncent que le couvent fait don à l'administrateur des biens destinés au réfectoire et des revenus qui découlent des régals que l'administrateur accorde annuellement lors des cérémonies d'anniversaire et qui proviennent de la ferme du couvent au profit de tout le couvent. L'administrateur cède à son tour les biens de Heek sous Klimmen au couvent.
Texte latin de la charte
Ea que in tempore geruntur successu temporis in oblivionem cadunt nisi litterarum testimonio confirmentur.
Inde est quod ego Iohannes, Dei gratia prepositus, et totus ecclesie beati Gerlaci conventus, Premonstratensis ordinis, Leodiensis dyocesis, innotescimus universis tam presentibus quam futuris ad quos hoc scriptum pervenerit quod nos concorditer et communiter de quibusdam bonis nostris secundum formam subsequentem ordinationem fecimus et dispositionem. Nos itaque conventus agros quosdam in diversis locis iacentes ex elemosina fautorum et amicorum nostrorum ad refectorium nostrum specificatos et redditus pitanciarum quos in diebus anniversariorum fidelium tam virorum quam mulierum de bonis ab eisdem in decessu eorum ecclesie nostre collatis, ex grangia nostra singulis annis prepositus noster amministrare consueverat, eidem libere contulimus ab ipso deinceps in communes usus ecclesie nostre convertendos. Ipse vero prepositus pro eisdem agris et redditibus pitanciarum prenominatis omnia bona que in territorio de Clemne apud villam que dicitur Heke, ecclesia nostra possidebat, assignavit nobis integraliter et perpetualiter habendas, tali videlicet modo quod sicut de agris quos eidem contulimus, census annuales ipse et cetera iura solvere tenebitur de anno in annum, ita nos de bonis predictis censum. Et si qua ab eis de iure solvenda sunt cum quinque solidis Leodiensis, in quibus annuatim Aleidi, sorori nostre, quamdiu vixerit, ecclesia nostra tenetur, annis singulis persolvemus. Insuper pitancias quas de grangia nostra, sicut dictum est, in anniversariis prefatis prepositus noster hactenus amministrare consueverat de fructu bonorum prenominatorum nobis assignatorum, debent annuatim conventui perpetualiter amministrari. Ceteri vero proventus eorum ad pitancias vel ad refectorium iamdicti conventus ex ordinatione provectiorum prout utilius et commodius poterint convertentur.
Acta sunt apud Sanctum Gerlacum et ordinata premissa omnia anno Domini millesimo ducentesimo quinquagesimo septimo, mense februario.
Et ut rata maneant et debitam firmitatem obtineant in perpetuum sigilla nostra presentibus in testimonium sunt appensa.
Traduction en néerlandais
Jan, proost, en convent van het premonstratenzerklooster Sint-Gerlach, in het bisdom Luik, maken bekend dat zij eendrachtig en gezamenlijk over zekere goederen volgende beschikking en regeling hebben gemaakt: het convent draagt zekere akkers, die op verschillende plaatsen liggen en door begunstigers en vrienden toegewezen zijn aan de refter van het klooster, alsmede de inkomsten van de pitanties die de proost jaarlijks op het jaargetijde van gelovigen, zowel mannen als vrouwen, toekende uit de uithof van het klooster uit de goederen die deze bij hun overlijden aan het klooster hadden geschonken, over aan de proost om aan te wenden voor het gemeenschappelijk gebruik van het klooster. De proost heeft echter voor die akkers en inkomsten van de pitanties alle goederen aan het convent toegewezen die het klooster heeft in het gebied van Klimmen bij het dorp Heek, om geheel en eeuwig te houden zoals de proost jaarlijks gehouden was de jaarcijnsen en overige rechten te voldoen over de akkers die aan hem zijn overgedragen; dus ook het convent zal de cijns betalen uit die goederen. En als enkele daarvan rechtens moeten worden betaald met de vijf schelling Luiks die het klooster jaarlijks verschuldigd is aan Aleid, non van Sint-Gerlach, zolang ze leeft, dan zal het convent dat ieder jaar betalen. Daarenboven moeten de pitanties die de proost uit de uithof bij de vermelde jaargetijden gewoon was uit te keren uit de opbrengst van de voornoemde goederen die aan het convent waren toegewezen, jaarlijks eeuwig ten behoeve van het convent worden uitgekeerd. De overige inkomsten daaruit zullen echter worden aangewend ten behoeve van pitanties of de refter van het convent volgens de beschikking van de meer gevorderden, voor zover bruikbaar en nuttig.
Gedaan en geregeld te Sint-Gerlach, in februari 1257.
Proost en convent hebben bezegeld.
Nadere toelichting
Lees meerJan, proost, en convent van het klooster Sint-Gerlach (te Houthem) maken bekend dat het convent de goederen die voor de refter bestemd zijn en de inkomsten van de pitanties die de proost jaarlijks bij de jaargetijden toekent uit de uithof van het convent, aan de proost schenkt ten bate van het hele convent, waarbij de proost op zijn beurt de goederen te Heek onder Klimmen aan het convent toewijst.
Origineel
A. Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 52, reg. nr. 10. Gelinieerd.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 17e-eeuwse hand: De Heick, 1257. – 2o door 18e-eeuwse hand: Num. 79, 1257.
Bezegeling: twee bevestigingsplaatsen waarvan slechts twee snedes in de pliek zichtbaar zijn, vermoedelijk voor de aangekondigde zegels van de oorkonders (LS1 en LS2).
Afschrift
B. 1735, Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 1 (cartularium) = Privelegien ende register der obligatien en andere erffcontracten des adelijcken cloosters van St. Gerlach, p. 125-126, onder de rubriek: Divisio redituum inter prepositum et conventum ecclesie sancti Gerlaci, en in de marge: Num. 79, met opgave van twee bezegelingsplaatsen, naar A.
Uitgave
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris St. Gerlach, IV, 13-14, nr. 9 (gedateerd 1257 februari), naar A.
Regesten
Haas, Inventaris Sint Gerlach, 71, reg. nr. 10 (gedateerd 1257 februari). – Idem, Chronologische lijst, 50-51, reg. nr. 109 (gedateerd 1257 februari).
Datering
Het gebruik van paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door dezelfde hand die een paar maanden later de oorkonde van Adam van Amby mundeerde ten behoeve van het klooster Sint-Gerlach, zie infra nr. 14. Deze hand is ook sterk verwant aan de schrijfhand die in 1254 een oorkonde voor de heer van Valkenburg schreef en een schepenoorkonde van Maastricht inzake een geschil waarbij proost en convent van Sint-Gerlach betrokken zijn, 9, 10, 13 en 14. Deze originelen hebben ook eenzelfde karakteristieke opmaak: de scriptor heeft de oorkondetekst niet op de aangebrachte liniёring geschreven, maar ruim boven deze lijnen.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet goed zichtbaar.
partenaires
donateurs