Bref résumé
Les échevins de Maastricht annoncent que :
1. Oger, seigneur de Borgharen, chevalier, gouverneur de Maastricht, avec le consentement de sa femme et de leurs enfants, a fait don de la quatrième partie d'une maison en pierre, située sur le Graanmarkt à Maastricht, à l'administrateur et au couvent de Sint-Gerlach à Houthem.
2. Jan, fils de feu Wijnand, chevalier, et ses enfants ont renoncé à un quart de part dans cette maison.
3. Dirk de Lata Platea a renoncé à un quart de part dans cette maison, ainsi qu'à la moitié d'un quart de part qui lui revient par droit d'héritage.
4. Oda, mère de Dirk, avec le consentement de ses enfants, a donné héréditairement une moitié d'un quart de part dans cette maison à l'administrateur et couvent de Sint-Gerlach contre une accise annuelle de quinze "schellings" liégeois. L'administrateur et le couvent paieront l'impôt foncier à l'évêque de Liège et Oda ne donnera ni ne recevra aucun prélèvement.
Texte latin de la charte
Universis presentes litteras inspecturis Godefridus Ose, Henricus Grinart, Olbertus Colsop, Iohannes Sueuus et Godefridus de Montenaken, scabini Traiectenses, salutem et scire veritatem.
Noverint universi et singuli quod interfuimus tamquam scabini et specialiter ad hoc vocati et rogati vidimus et audivimus ubi coram nobis personaliter constiti dominus Ogerus de Haren, miles, advocatus Traiectensis, cum voluntate et concensu uxoris sue ac eorundem puerorum dedit in puram elemosinam pure et simpliciter propter Deum et sine spe revocandi quartam partem domus lapidee, site in Foro segetum in Traiecto, preposito et conventui sancti Gerlachi, Iohannes vero, filius quondam Winandi, militis, et eius pueri quartam partem quam habebant et possedebant in dicta domo iure hereditario effestucaverunt et sollempniter renuntiaverunt ad opus prepositi et conventus predictorum, item Theodericus de Lata Platea unam quartam partem domus prenominate et dimidietatem unius quarte partis ad ipsum spectantes iure hereditario effestucavit et sollempniter renuntiavit ad opus prepositi et conventus predictorum, et tantum fecerunt quod per omnia satisfactum fuerat, tam dicti Iohannes et eius pueri quam dictus Theodericus, tempore effestucationis eisdem preposito et conventui. Oda quoque, mater dicti Theoderisci, dimidietatem unius quarte partis domus prenominate iure hereditario dedit cum voluntate suorum puerorum dictis preposito et conventui, semper in quolibet anno pro quindecim solidis Leodiensis annui census tenendam et possedendam, pro media parte solvendorum in Navitate Domini et pro alia media parte ad Nativitatem beati Iohannis Baptiste. Et dicti prepositus et conventus dabunt et deliberabunt domino episcopo Leodiensi censum fundi, nec dicta Oda relevationem dabit nec accipiet. Warandiam enim prestare et omnes iustas querelas deponere infra annum et diem dicti Theodericus et Iohannes prefatis preposito et conventui compromiserunt. Si etiam ita accideret quod dicta domus infra annum et diem eviceretur, quod vulgo dicitur bescodden, quod ex tunc idem Iohannes dabit et deliberabit prefatis preposito et conventui quinque marchas Leodiensis in subsidium operis eorundem accipiendas et habendas supra aream suam sitam ad Sanctum Petrum iuxta Traiectum, prout voluntarie elegit sepedictus Iohannes. Theodericus vero predictus pro omnibus conditionibus predictis firmiter observandis prefatis preposito et conventu pro se dedit fideiussores insolidum pro decem marchis Leodiensis persolvendis Iohannem Sueuum, nostrum conscabinum, Baldewinum dictum Pape et Lewalum dictum Pansart.
In cuius rei et facti testimonium presentibus litteris ad petitionem dictarum partium sigilla apposuimus in testimonium premissorum quod vera esse cognoscimus.
Datum feria quinta post Nativitatem Domini, anno Domini M° CC° LXX° nono.
Traduction en néerlandais
Godfried van Osa, Hendrik Grinart, Olbert Colsop, Jan Suevus en Godfried van Montenaken, schepenen van Maastricht, oorkonden dat Oger, heer van Borgharen, ridder, voogd van Maastricht, met instemming van zijn echtgenote en hun kinderen zonder voorbehoud enkel en alleen ter wille van God en zonder hoop op herroeping een vierde deel van een stenen huis, gelegen aan de Graanmarkt te Maastricht, heeft geschonken aan proost en convent van Sint-Gerlach. Ook Jan, zoon van wijlen Wijnand, ridder, en zijn kinderen hebben afstand gedaan van een vierde deel dat zij hadden en bezaten in dat huis en er plechtig van afgezien ten behoeve van proost en convent. Ook Dirk de Lata Platea (van de Bredestraat) heeft een vierde deel van dit huis alsmede de helft van een vierde deel dat hem erfrechtelijk toekomt, overgedragen en er plechtig van afgezien ten behoeve van proost en convent. Zowel Jan en zijn kinderen als Dirk hebben ten tijde van de afstand zoveel gedaan dat in alle opzichten aan proost en convent was voldaan. Ook Oda, moeder van Dirk, heeft met instemming van haar kinderen de helft van een vierde deel van het huis erfrechtelijk aan proost en convent gegeven tegen een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks, de ene helft te betalen op 25 december en de andere op 24 juni. Proost en convent zullen de grondcijns betalen en leveren aan de bisschop van Luik en Oda zal geen verhef geven noch ontvangen. Dirk en Jan hebben proost en convent beloofd vrijwaring te verstrekken en alle rechtmatige klachten binnen jaar en dag af te doen. Wanneer het huis echter binnen jaar en dag zou worden uitgewonnen, wat in de volkstaal beschodden wordt genoemd, dan zal Jan vanaf dat moment vijf mark Luiks geven en leveren aan proost en convent ter ondersteuning van hun (bouw)werkzaamheden, te ontvangen en te hebben van zijn onbebouwd terrein te Sint-Pieter bij Maastricht, zoals hij vrijwillig verkozen heeft. Dirk heeft aan proost en convent voor het stipt naleven van alle vermelde bedingen als hoofdelijke borgen Jan Suevus, schepen van Maastricht, Boudewijn Pape en Lewalus Pansart aangesteld om tien mark Luiks te betalen.
Godfried van Osa, Hendrik Grinart, Olbert Colsop, Jan Suevus en Godfried van Montenaken, schepenen van Maastricht, hebben bezegeld.
Gegeven op 28 december 1279.
Nadere toelichting
Lees meerSchepenen van Maastricht oorkonden dat Oger, heer van Borgharen, ridder, voogd van Maastricht, met instemming van zijn echtgenote en hun kinderen een vierde deel van een stenen huis, gelegen aan de Graanmarkt te Maastricht, geschonken heeft aan proost en convent van Sint-Gerlach (te Houthem), dat Jan, zoon van wijlen Wijnand, ridder, en zijn kinderen afstand hebben gedaan van een vierde deel in dat huis, dat Dirk de Lata Platea afstand heeft gedaan van een vierde deel in dat huis alsmede de helft van een vierde deel dat hem erfrechtelijk toekomt en dat Oda, moeder van Dirk, met instemming van haar kinderen de helft van een vierde deel in dat huis erfrechtelijk gegeven heeft aan proost en convent van Sint-Gerlach tegen een jaarlijkse cijns van vijftien schelling Luiks. Proost en convent zullen de grondcijns betalen aan de bisschop van Luik en Oda zal geen verhef geven of ontvangen.
Origineel
A. Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 63, reg. nr. 22.
Aantekeningen op achterzijde: 1° door laatste kwart 14e-eeuwse hand: S j. – 2° door 15e-eeuwse hand: Dit is der breyff weir ons dat hus van Trech dat steynen hus halff gegeven hubt. – 3° door 17e-eeuwse hand: 1279.
Bezegeling: vijf uithangend bevestigde zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Godfried, (zoon van vrouwe) Osa, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S2 van Jan Suevus, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S4 van Olbert Colsop, schepen van Maastricht, van bruine was, beschadigd. – S5 oorspronkelijk een fragment van Godfried van Montenaken, schepen van Maastricht, dat echter bij de restauratie tussen maart 1975 en oktober 1976 abusievelijk vervangen is door een fragment van een onbekende zegelaar, van bruine was, beschadigd, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 163; en één bevestigingsplaats voor het aangekondigde zegel van Hendrik Grinart, schepen van Maastricht, (SD3). Venner signaleert dat in onderhavige oorkonde de gebruikelijke anciёnniteit bij de schepennamen niet gevolgd is in de intitulatio, maar dat de zegels wel in die volgorde bevestigd zijn. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, S2, S4 en S5, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, respectievelijk 162, 162,162-163 en 163.
Uitgave
a. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 53-55, nr. 1279.12.28 (met vertaling), naar A.
Afschrift
Niet voorhanden.
Regesten
Franquinet, Beredeneerde inventaris St. Gerlach, IV, 24, nr. 21. – Haas, inventaris Sint Gerlach, 75, reg. nr. 22. – Idem, Chronologische lijst, 73, reg. nr. 187.
Datering
Het gebruik van paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII.
Ontstaan
Deze oorkonde is geschreven door een scriptor die ook Maastrichtse schepenoorkonden mundeerde. Hij schreef onder meer een schepenoorkonde d.d. 1285.06.20 ten behoeve van
Sint-Servaas te Maastricht (Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 455).
partenaires
donateurs