Bref résumé
Alexander et Hendrik, respectivement doyen et chantre du chapitre de Notre-Dame à Maastricht, sont nommés arbitres dans un litige entre l'abbesse et le couvent de l'abbaye de Thorn, d'une part, et Jan, curé de Thorn, d'autre part, au sujet des dîmes novales dans la paroisse de Thorn, du canonicat, de la prébende de Jan et de certains droits paroissiaux. Après avoir pris connaissance de la charte contenant le compromis et après une délibération compétente, ils ont rendu leur jugement et les deux parties s'y sont soumises volontairement.
Texte latin de la charte
Ina nomine Domini amen.
Nos Alexander, decanus, .. et Henricus de Houthorneb, cantor ecclesie beate Marie Traiectensis, Leodiensis dyocesis, notum facimus universis presentes litteras inspecturis quod cum in causa seu questione que inter revererendasc personas dominas abbatissam et conventum monasterii Thorensis ex una parte et Iohannem, investitum ecclesie parrochialis Thorensis, ex altera vertebatur super decimasd novalium dicte parrochie, canonicatu et prebenda quos tenet in dicto monasterio .. Iohannes, perpetuus vicarius ecclesie de Orscot, quos dictus Iohannes, investitus de Thoren, sue ecclesie dicebat esse annexos, .. necnon et super quibusdam iuribus parrochialibus eiusdem investiti, prout in litteris compromissi continetur expressius, .. in nos esse tamquam in arbitros seue arbitratorese a dictis partibus compromissum, nos forma compromissi diligentius observata, competenti deliberatione prehabita, iurisperitorum communicato consilio et omnibus rite actis super premissis pronuntiamus et statuimus in hunc modum, videlicet quod dicti abbatissa et conventus pro se et monasterio suo et Iohannes, investitus, pro se et ecclesia sua decimas tam antiquas quam novales levabunt et percipient in illis agris in quibus ete illoe modoe quoe hactenusf levare et percipere consueverunt; de futuris autem novalium decimis percipient dictus investitus tertiam et dictum monasterium duas partesg, prout hoc eos de iure facere debere pro consuetudine hactenus observata a maiori ecclesia Leodiensi et ab aliis iurisperitis sumus instructi.
Item pronuntiamus et dicimus quod quia non constath vel constare potest quod autoritate superioris super hoc potestatem habentisi dictose canonicatum et prebendam annexos esse dicte parrochiali ecclesie vel ecclesiam ipsis, dictum investitum ratione sue ecclesie in dictis canonicatu et prebenda ius aliquod non habere. Item pronuntiamus et dicimus quod campana que mane in dicto monasterio pulsari consuevit, pulsetur misse in festivitatibusj Nativitatis, Purrificationisk, Palmarum, Pasche, item misse defunctorum vassallorum et familie dominarum abbatissee et conventus ac singularum de conventu dicti monasterii celebrentur prout in eodem monasterio pulsari et celebrari hactenus consueverunt. Item pronuntiamus et dicimus quod capellani altarium monasterii supradicti oblationes quatuor sollemnitatum maiorum, anniversariorum tricesimorum et aliorum mortuariorum ac missarum specialium non recipient de parrochianis dicti investiti, nisi primo constet ipsis capellanis quod de dictis oblationibus satisfactum sit ipsi investito vel vices eius gerenti. Item pronuntiamus et statuimus quod familia conductitial dictarum abbatisse et conventus eis commorans et cohabitans similiter et quatuor beneficiate, quas sorores vocant, quoad personas earum a iuribus parrochialibus sint exempte, nisi ab investito vel vices eius gerente ecclesiastica recipiant sacramenta; verum eedem familia et sorores de domibus et familia si quas habuerint extra emunitatemk claustralem, ad iura parrocialiak teneantur. Item pronuntiando declaramus quod quatuor domus quas officinas vocant, site una versus claustrum, tres ex opposito ultra rivum, sint domus claustrales et exempte a iuribus parrochialibus, nisi illas aliqui inhabitent qui alias sint ad iura parrochialia obligati. Hanc autem nostram pronunciationem, statutum et dictum a dictis partibus observari precipimus sub penis in compromisso contentis, reservantes nobis de consensu ipsarumm partium potestatem declarandi etn interpretandi si quid dubii vel obscuri ortum fuerit in premissis, istis autem nostris pronunciationi, statutoo et dicto partes predicte presentes spontep et libere paruerunt.
In cuius rei testimonium et perpetuam firmitatem sigilla nostra unacum sigillis dictarum abbatisse et conventus et investiti prefati necnon et sigillis dominorum Iohannis, prepositi Sancti Andree Coloniensis, Iohannis de Geistengenq, canonici Curtrensis, et Henrici dicti de Baxenr, militis, patris dicti investiti, qui premissis interfuerunt, presentibus sunt appensa.
Et nos abbatissa et conventus et Iohannes, investitus, predicti acceptantes et approbantes dictas pronunciationem, statutum et dictum ac parentes eisdem nosque dicti prepositus Iohannes de Geistingen et Henricus de Baxennes, rogati a dictis partibus, sigilla nostra presentibus litteris duximus apponendum.
Actum et datum anno Domini millesimo ducentesimo octogesimot septimo, in crastino beate Margareteu virginis.
a aanvangsteken in de marge A.
b Houthuerne B.
c aldus A, reverendas B.
d aldus A, lees decimis.
e ontbreekt B.
f verbeterd uit ander woord, geschreven boven geradeerde letter t A.
g met geëxpungeerde letter r na de aanvangsletter p A.
h hiervoor di geradeerd en letter o verbeterd uit andere letter A.
i tis toegevoegd door schrijfhand A.
j vi toegevoegd door schrijfhand A.
k aldus A.
l cotidiana B.
m verbeterd uit ipsorum A, ontbreekt B.
n hierna interferendi doorgestreept A, ontbreekt B.
o laatste t verbeterd uit andere letter A.
p verbeterd uit sponee A.
q Geistingen B.
r Baexen B.
s Baexenne B.
t hiervoor nog andere letter geradeerd A.
u Margrete B.
Traduction en néerlandais
Alexander en Hendrik, respectievelijk deken en cantor van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, maken bekend dat zij aangesteld zijn als scheidrechters in het geschil tussen abdis en convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jan, pastoor van de parochiekerk van Thorn, anderzijds inzake de novale tienden van die parochie, het kanonikaat en de prebende die Jan, plaatsvervangend pastoor van de kerk van Oirschot, heeft in het klooster van Thorn en die volgens hem bij zijn kerk hoorden, alsmede inzake bepaalde parochiale rechten van de pastoor, zoals beschreven in de oorkonde waarin daarover een compromis staat. Na het nauwgezet bekijken van de inhoud van het compromis en competente beraadslaging, na het inwinnen van advies van rechtsgeleerden en het doen van alles op de juiste wijze, hebben Alexander en Hendrik in dit geschil als volgt uitspraak gedaan: abdis en convent zullen voor zichzelf en voor het klooster, en Jan zal voor zichzelf en zijn kerk, zowel de oude als de novale tienden kunnen heffen en ontvangen op die akkers waarop ze dat tot dusverre gewoon waren en op diezelfde wijze. Van de toekomstige novale tienden zal de pastoor echter één derde en de abdij twee derden ontvangen, zoals zij dat hier rechtens moeten doen volgens de gewoonte die tot dusverre in acht is genomen door de domkerk van Luik en waarover Alexander en Hendrik door andere rechtsgeleerden zijn geïnstrueerd.
Ook verklaren zij dat Jan uit hoofde van zijn kerk geen enkel recht heeft op het kanonikaat en de prebende, omdat niet vaststaat of vast kan staan dat door een hogere, daartoe gemachtigde autoriteit, dit kanonikaat en deze prebende verbonden zijn aan de parochiekerk van Thorn of de parochiekerk aan het kanonikaat en de prebende. Zij bepalen tevens dat de klok die ’s ochtends gewoonlijk wordt geluid in het klooster, ook moet worden geluid voor de feestelijkheden van Kerstmis, Maria Lichtmis, Palmzondag, Pasen, alsmede bij de mis voor overleden vazallen, voor de familia van abdis en convent en voor iedereen van het convent, zoals dat in het klooster tot dusverre gewoonte is geweest. Verder verklaren zij dat de kapelaans van de altaren van het klooster geen giften mogen ontvangen van de parochianen van de pastoor bij de vier grote feesten, de dertig-dagen-vieringen en andere dodenmissen en speciale missen, tenzij eerst voor hen vaststaat dat de pastoor of zijn plaatsvervanger uit deze giften voldaan is. Voorts doen zij de uitspraak dat de dienstboden van abdis en convent die bij hen verblijven en inwonen, evenals de vier gebeneficieerden, die zij zusters noemen, voor hun persoon vrijgesteld zijn van parochierechten, tenzij zij van de pastoor of zijn plaatsvervanger de kerkelijke sacramenten ontvangen; maar deze dienstboden, deze zusters uit de huizen én de familia, indien zij deze zouden hebben buiten de immuniteit van het klooster, vallen onder de parochiale rechten. Eveneens verklaren Alexander en Hendrik dat de vier huizen die men dienstgebouwen noemt, waarvan één gelegen is richting het klooster en drie daar tegenover over de beek, behoren bij de kloostergebouwen en dat deze uitgezonderd zijn van de parochierechten, tenzij die huizen bewoond worden door personen die elders tot parochierechten verplicht zijn. Zij bevelen partijen om deze uitspraak in acht te nemen op straffe van wat in het compromis is opgenomen en behouden zich met instemming van partijen de macht voor tot verheldering of interpretatie, mocht er twijfel of onduidelijkheid ontstaan; partijen hebben zich echter vrijwillig en vrij aan hun uitspraken onderworpen.
Alexander en Hendrik hebben hun zegels aan deze oorkonde gehangen, samen met abdis en convent van Thorn, de pastoor van Thorn, en met Jan, proost van Sint-Andreas te Keulen, Jan van Geistingen, kanunnik te Kortessem, en Hendrik van Baexem, ridder, vader van Jan, pastoor van van de parochiekerk van Thorn, die bij dit alles aanwezig waren.
Abdis en convent van Thorn, en Jan, pastoor van Thorn, de voorgaande zaken accepterend en deze uitspraak goedkeurend, alsmede proost Jan van Geistingen en Hendrik van Baexem, gevraagd door beide partijen, hebben bezegeld.
Gedaan en gegeven op 14 juli 1287.
Nadere toelichting
Lees meerAlexander, deken, en Hendrik van Houthorne, cantor van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, doen uitspraak in het geschil tussen abdis en convent van de abdij van Thorn enerzijds en Jan, pastoor van de parochiekerk van Thorn, anderzijds inzake de novale tienden in de parochie van Thorn, het kanonikaat, zijn prebende en zekere parochiale rechten.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 68.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 16e-eeuwse hand: Declaratio arbitralis ex parte capituli et pastoris in Thoren super decimis tam maioribus, minutis quam novalibus et multis aliis, 1287. ‒ 2o door 17e-eeuwse hand: T doorgestreept. ‒ 3o door 18e-eeuwse hand: I.
Bezegeling: vijf uithangend bevestigde zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Alexander, deken van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, van bruine was, beschadigd, met op de zegelstaart decanus. ‒ S3 van Guda van Rennenberg, abdis van Thorn, van bruine was, beschadigd, met op de zegelstaart abbatissa. ‒ S4 van het convent van de abdij van Thorn, van bruine was, beschadigd, met op de zegelstaart conventus. ‒ S5 van Jan van Baexem, pastoor van de parochiekerk van Thorn, van bruine was, beschadigd, met op de zegelstaart investitus. ‒ S6 van Jan, proost van het Sint-Andreaskapittel te Keulen, van bruine was, licht beschadigd, met op de zegelstaart [***un***]; en drie bevestigingsplaatsen, vermoedelijk voor de overige drie overige aangekondigde zegels van Hendrik, cantor van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht, (LS2), van Jan van Geistingen, kanunnik van het Sint-Pieterskapittel te Kortessem, met op de zegelstaart Iohannes de (LS7) en van Hendrik van Baexem, ridder, met op de zegelstaart H. de (LS8), Voor een beschrijving en afbeelding van S1, S3, S4, S5 en S6, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, respectievelijk 24-25, 34, 32-34, 35 en 20-21.
Afschriften
B. eerste helft 15e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1628 (voorheen cartularium nr. 1) = Cartularium abbatiae imperialis Thorensis, 966-1600, p. 98-99 (oude fol. 53v-54r), onder de rubriek: E, Concordia inter abbatissam et conventum Thorensem cum Iohanne de Baexen, investito parrochialis ecclesie Thorensis, naar A. – C. 1669, Ibidem, toegangsnr. 01.187B, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 1629 = Codex of cartularium IV, 992-1762 (band notariële afschriften abdij Thorn), p. 53-55, authentiek afschrift door J. Bachuys, apostolisch notaris, naar A.
Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regesten
Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 67-69, nr. 43 (gedateerd 1287 juli 29). – Habets, Archieven Thorn, 60-61, nr. 68 (gedateerd 1287 juli 29). – Haas, Chronologische lijst, 83, nr. 219.
Samenhang
Voor het verzoek om juridisch advies door deken en cantor van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Maastricht aan deken en kapittel van de domkerk te Luik, alsmede het verzoek aan de bisschop van Luik om de scheidsrechtelijke uitspraak te bekrachtigen, zie respectievelijk nrs. 53 en 58.
partenaires
donateurs